De Elfde van Bijma (komt vermoedelijk nooit meer af..)

(door Jan Bijma, 2018-2019)



Hoewel de tiende nog niet helemaal af is, ben ik al wel begonnen aan de elfde. Eigenlijk vind ik tien wel genoeg, maar ik ben teveel verslaafd om het daarbij te laten. Ik heb nog geen plannen om die elfde ook werkelijk af te maken, ik fiets alleen trajecten waar ik zin in heb, en die op het moment dat ik daar zin in heb ook werkelijk te fietsen zijn. Ook rijd ik de trajecten die verkend moeten worden, omdat we de route daar willen aanpassen.

.


Oktober 2018: Bourgogne-Centraal Massief

In 2017 reed ik al het traject Vogezen-Centraal Massief tot en met de Col de Baracuchet, omdat die col verkend moest worden. Dat begon in mooi weer, maar vanaf Beaune werd het beestenweer. Zo bar, dat ik eigenlijk niks heb verkend of gecontroleerd. Het is lastig de routebeschrijving te lezen in hoosbuien, met handschoenen aan.

Daarom wilde ik dat stuk opnieuw rijden. Het rijden in oktober doe ik steeds vaker, omdat de herfstkleuren het parcours een heel ander aanzien geven. 

 Als onze oud-voorziiter Alfred Hendriks daar lucht van krijgt wil hij ook mee. We nemen samen de trein naar Beaune, via Lille en Parijs. In Parijs is het altijd een avontuur om van het Gare du Nord naar het Gare de Bercy te komen (of een van de andere stations waar de treinen naar het oosten en zuiden vertrekken), maar we zijn er op tijd, en zonder ongelukken.



De volgende morgen stappen we met goed weer op de fiets voor de etappes door de Bourgogne en Beaujolais, in prachtige herfstkleuren. 

De eerste etappe is meteen een verkenning, omdat de bewegwijzerde fietsroute Beaune-Santenay, die wij in de route hebben opgenomen, een heel andere route heeft gekregen. Het is maar een paar honderd meter langer dan de oude route. Het is prachtig weer, en de wijngaarden van de Côte de Beaune vertonen fraaie herfstkleuren. Langs de hele route zijn alle plaatsnaamborden van de beroemde wijnplaatsen (Pommard, Volnay, Meursault, Pulligny-Montrachet, Chassagne-Montrachet, Santenay) verdwenen: gejat.


Het is geen erg lastig traject, maar er zit nog genoeg klimwerk in om zere benen te krijgen, de eerste dag. Na Cluny krijgen we nog één helling, en we zijn blij als die er op zit. In Tramayes is gelukkig een kamer te vinden. 

De volgende dag is een stuk lastiger, dwars door de montagnes du Beaujolais. Dat zijn negen cols, waarvan de de eerste drie gisteren al hebben gehad. En als toetje hebben we nog de Côte de Rochat van 25% waar ik ook deze keer niet fietsend boven kom, maar Alfred wel. Hij is maar twee jaar jonger dan ik, maar klimt alsof hij 20 jaar jonger is. En dan is er nog een tweede toetje, de Côte de la Croix de Signy. Die is een stuk makkelijker, en ook aan het eind van de dag na zo'n zwaar parcours nog goed te doen. We overnachten in Montbrison, waar ik veel vaker heb overnacht in het matige hotel Gil de France. Het restaurant is zoals gewoonlijk weer niet open, en het vinden van een alternatief valt niet mee. Maar net buiten de oude binnenstad zien we een prima Italiaan.

Montbrison ligt aan de voet van de Baracuchet, die we de volgende morgen beklimmen. In deze omstandigheden is het een stuk aangenamer fietsen dan vorig jaar april. Het is eigenlijk geen moeilijke col, nergens steil behalve in de straten van Montbrison.




Koffie in St.Antheme, maar de vaste plek, het Hotel des Voyageurs, is er niet meer. Uitgebreid lunchen in Arlanc, maar dan moeten we op pad, want we willen Brioude nog bereiken. Dat lukt.

Na de overnachting beginnen we aan het hooggebergte. Het is eerst nog koud en mistig, maar na de lunch in Neussargues breekt de zon door, en kan het jasje uit op de Côte de Virargues.



Dit is de aanloop naar de beruchte Puy Mary. Het venijn zit in de staart, want de laatste twee  kilometer zijn behoorlijk steil. Die steile stukken zijn niet zo geschikt voor mijn half verwoeste longen (of eigenlijk andersom), en ik kom half dood boven.


.


We dalen af naar Mandaiiles, waar we beginnen aan de Col de Bruel. Dat wil zeggen, we doen wel de klim, maar komen niet op de col. Vlak daarvoor gaan we linksaf om een stukje nieuwe route te verkennen over de Col de la Croix de Cheules. Dat is alleen maar afdalen. En dat is maar goed ook, want mijn benen doen het niet meer zo geweldig. Met moeite bereik ik het hotel in Jussac. Alfred is al in het hotel. Het Centraal Massief zit erop.




De volgende morgen verkennen we - nog altijd met prima weer - een nieuwe route naar Rocamadour via Thegra, een echte verbetering. Na Rocamadour zien we een bord, dat de weg naar Payrac is gestremd bij de brug in het dal. We wagen het er op. Na 12 km dalen zijn we bij de brug.




Gelukkig is het wegdek al bijna klaar, en doen de wegwerkers niet moeilijk. We kunnen verder.

Na Payrac hebben we nog een kleine verkenning over Rouffilhac, en een halfuurtje later zitten we in Gourdon in hotel.

Ook de volgende dag hebben we na Gourdon nog een verkenning, die we bekijken na de koffiestop in Puy l 'Évêque. Er komen vermoedelijk niet zo heel veel toeristen in de plaatselijke koffietent, want de uitbaatster wil alles van ons weten, en blijft de hele koffiepauze tegen ons aan kletsen. 

Daarna volgen we de nieuwe route, maar ik ben er niet van overtuigd dat dat een verbetering is. Ik wil daar een volgende keer eerst nog andere alternatieven bekijken. 

Omdat MeteoFrance meldt dat het de volgende dag (onze laatste dag) gaat regenen besluiten we om niet meer naar Orthez te rijden, waar de TGV naar Parijs vertrekt. In plaats daarvan rijden we al bij Lamagistère over het fietspad langs het Canal Lateral à la Garonne naar Agen. Daar nemen we de intercity naar Bordeaux. Het ene hotel is vol, en het andere heeft geen plek voor de fietsen. Gelukkig mogen de fietsen bij ons op de kamer slapen. De volgende dag zijn we weer thuis. 

Toch weer 750 km van het parcours gereden, en een paar mooie stukken verkend. Prima weer gehad, af en toe een beetje koud en mistig, maar wat wil je in oktober in het Centraal Massief? We mogen niet mopperen, en dat doen we dus ook niet.




April 2019: Vogezen

Om mijn oudste kleinzoon Luca te laten snuffelen aan de cols, rij ik met hem bij wijze van verjaardagscadeau voor zijn 15e verjaardag een stukje 100 Cols. Hij mag nog niet worden ingeschreven, want daarvoor moet je 16 zijn. Die leeftijdsgrens is ingesteld op medische gronden, want een al te grote en langdurige belasting is niet goed voor de nog in ontwikkeling zijnde gewrichten. Maar een paar Vogezencolletjes kun je nog geen zware en langdurige belasting noemen.

Eerst moet ik zijn fiets nog geschikt maken voor de bagage, en met wat houtje-touwtje werk met klemmen en beugeltjes krijg ik dat voor elkaar.

We gaan met de auto naar Saverne, en rijden het parcours in prima omstandigheden tot en met de Col du Donon. Eerst overnachten we nog vlak na de Col de Valsberg in La Hoube, waar een uitstekend hotel is met een verbluffend mooi uitzicht op de rots van Dabo.

De volgende ochtend doen we een klein stukje verkenning over de Côte de Hommert. Een echte verbetering. Beetje zwaarder, maar ook een beetje korter. Dan de Col du Donon. Mijn vijftienjarige kleinzoon rijdt zoals ik dat vijftig jaar geleden ook kon, hij fladdert met gemak de steilste hellingen op. Maar ja, hij is 15 en weegt 50 kg, ik ben bijna 70 en weeg 25 kilo meer.

We lunchen boven op de col. Omdat we tijd zat hebben en ook nog wel zin doen we ook nog even een heen-en-weertje naar de Col de Prayé. We rijden weer terug naar de Donon, en dalen af naar Schirmeck. Na de afdaling klaagt Luca er over dat zijn fiets wat zwaar trapt. Dat klopt, de bagagedrager is naar beneden gezakt en ligt op de achterband. Na een kwartiertje is dat verholpen, en kunnen we verder naar het hotel in Rothau.

De volgende ochtend rijden we vanaf het hotel via de Côte de Grendelbruch richting St. Odille, waar we weer op de 100 cols route zitten. Na 75 km zijn we terug bij de auto in Saverne, en vieren we de vuurdoop van Luca en zijn eerste cols met een uitgebreide lunch. 

De volgende ochtend lever ik hem weer af bij zijn ouders, die net als ik nog trotser zijn dan hijzelf.




Mei 2019: Cevennen

Omdat het Pyreneeën traject in 2018, dat ik reed met ondersteuning van mijn geliefde in haar auto, zo'n succes was, doen we hetzelfde in het vervolg daarvan. Waar we in 2018 stopten in Carcassonne, daar starten we nu. Ik begin 's middags met een klein verkenninkje op verzoek van Frenk Waltman, die de suggestie deed om een paar kilometer langer over het jaagpad langs het Canal du Midi te rijden. Dat wordt geen succes, het wegdek is daar erbarmelijk. Normaal heb ik niet zoveel medelijden met onze deelnemers (de 100 Cols is uiteindelijk afzien) maar dit wordt te dol. 

Het is wel cynisch om te bedenken dat Frenk hier enkele weken later ook zou rijden, maar nooit zover is gekomen. Een paar kilometer voor Carcassonne sloeg hij met de fiets over de kop en overleefde de val niet.


We overnachten in Caunes-Minervois, in het bezienswaardige Hotel D' Alibert met zijn Romeinse binnenplaats. De volgende morgen gaan we op pad. Ik wil niet rijden met een volgauto in het kielzog. Soms zien we elkaar nog ergens onderweg voor de lunch of zo, maar meestal pas in het volgende hotel. Vandaag is dat in Brusque. Het laatste hotel in Brusque is nu ook dicht, maar er is nog een Chambre d'Hôte. We kunnen daar niet eten, en ook niet in het dorp. Dan is het wel fijn als je een auto bij je hebt, want het dichtstbijzijnde restaurant is in Silvanes, dat is 10 km verder.

De Cevennen vind ik altijd een prachtig fietsgebied. Geen al te zware cols, een mooie omgeving, en bijna altijd goed weer. Dat is ook nu het geval. De volgende etappe gaat naar Avèze, daar is een prima hotel. De vorige keer dat ik hier was, in oktober 2016, heb ik enorm afgezien vanwege een tussenribspier-ontsteking, maar nu gaat het voorbeeldig. Ik verken nu ook een alternatief over het beroemde Cirque de Navacelles. Dat is een Unesco natuurmonument, en inderdaad zeer de moeite waard. Vijfentwintig jaar geleden heb ik dat ook met Marius van Harten al eens gereden. Wel een paar nadelen: ik was er op 1 mei, en het is er dan gevaarlijk druk. Erg opletten in de afdaling en op die smalle weggetjes, want die toeristen letten meer op de uitzichten dan op het verkeer. Het mooiste uitzicht heb je bij La Baume-Auriol. Maar om daarvan te genieten moet je met je fiets met bagage wel over een hekje en 200 meter lopen. Na de klim uit het dal is de verdere route niet heel bijzonder, maar er is wel een overnachtingsmogelijkheid meer, en dat is ook wat waard.

In Avèze nemen we een rustdag om het plaatsje Le Vigan te bekijken, maar daar ben je in een halve dag wel mee klaar. Het wordt dus vooral veel terraszitten, ook mooi.

De volgende etappe gaat over de mooie, lange, maar zeker niet lastige klim naar de Mont Aigoual. We overnachten in St. Jean du Gard, waar de volgende ochtend de auto het niet meer doet. De garage zet er voor € 300 een nieuwe accu in, terwijl volgens mij die accu alleen maar leeg was omdat Truus de vorige dag lang in de auto had gezeten met de muziek en de lichten aan. Maar ja, allang blij dat hij weer rijdt. 

Mijn eigen accu is nog lang niet leeg, en zonder problemen fiets ik naar Roquemaure waar de etappe van dit jaar ten einde komt.